Hoog sensitiviteit bestaat echt, zo is wel gebleken uit de verschillende wetenschappelijke studies uit zowel de psychologie als neurofysiologie. Het blijkt dat hsp’s niet zozeer betere zintuigen hebben, maar er vooral sprake is van een grondiger en nauwkeuriger verwerking van binnenkomende signalen in de hersenen .
Hoogsensitiviteit wordt aangetroffen bij zowel mensen als dieren (Sih en Bell, 2008; Wilson ea, 1993, Wolf ea, 2008). Er is een biologische basis gevonden door het gebruik van beeldvormende technieken. In het brein van hsp’s wordt informatie zichtbaar anders verwerkt. Hsp’s merken aantoonbaar meer details op en hun hersens zijn aantoonbaar actiever bij de verwerking van zintuiglijke input. Er is op dit moment alleen (nog) niet één specifieke theorie rond hoog sensitiviteit.
Er zijn intussen vele wetenschappelijke publicaties die verbanden tussen sensitiviteit, persoonlijkheid en verschillen in het zenuwstelsel en brein en zelfs genen beschrijven. Hieruit komt steeds duidelijker het beeld naar voren dat er een categorie mensen is die binnenkomende zintuiglijke prikkels grondiger en nauwkeuriger verwerkt. Ook wordt er steeds meer duidelijk dat deze andere manier van verwerking gevolgen heeft voor de ontwikkeling van kinderen en de persoonlijkheid en gedrag van volwassenen. Er blijkt een relatie met emotionele prikkels, hoe goed je je ergens van kunt losmaken, en overprikkeling. Ook zijn er sterke indicaties dat erfelijkheid een rol speelt. Het plaatje wordt steeds meer ingekleurd waarbij het oorspronkelijke idee van hoogsensitiviteit overeind blijft. Dat laatste geeft wel aan dat het om een ‘echte’ eigenschap gaat en geen hype.
Definitie
Om resultaten te kunnen vergelijken en te discussiëren over het onderwerp, is een definitie belangrijk. De oorspronkelijke definitie van Aron (1996) wordt ook nu nog veel gebruikt:
“Als we het hebben over sensitieve personen, dan gaat het om sensitiviteit ter aanduiding van het aangeboren aspect van het temperament dat tot uiting komt in de verfijnde waarneming van prikkels plus het vermogen om overspoeld te raken door een teveel aan prikkels”.
Tegenwoordig wordt in de wetenschappelijke literatuur steeds vaker gesproken over SPS, sensory processing sensitivity, waarmee dezelfde eigenschap bedoeld wordt. Met deze termen wordt expliciet het emotionele aspect van gevoeligheid niet meegenomen. In het Nederlands vertaalt ‘highly sensitive person’ ook naar ‘hoog gevoelig persoon’, waaruit de term ‘hooggevoeligheid’ is ontstaan. In het Nederlands wordt met die term echter ook emotionele ‘overgevoeligheid’ aangeduid. Hoewel daar bij hsp’s uiteraard ook sprake van kan zijn, is het vooral de prikkelgevoeligheid en de grondiger verwerking van prikkels die kenmerkend zijn voor hoogsensitiviteit. Om die reden wordt ook in het Nederlands steeds vaker de term ‘hoogsensitief’ gebruikt.
Geen nieuw verschijnsel
Voordat Elaine Aron in 1996 de term hoog sensitief introduceerde, waren er natuurlijk ook hsp’s. De in de psychologie zeer bekende C.G. Jung had het in 1913 en 1921 al over het gevoelige persoonlijkheidstype. In zijn theorie spreekt hij over een aangeboren sensitiviteit die sommige mensen extra gevoelig maakt voor negatieve ervaringen uit het verleden.
Het was echter de duitse onderzoeker Fritz Schweingruber die het als eerste over hoogsensitieve personen als groep had: ‘Sensibele Menschen’ (Schweingruber, 1935). Hij omschreef hen als mensen die sneller vermoeid zijn, gevoeliger voor pijn en harde geluiden, emotioneler reagerend, meer tijd nodig hebbend voor beslissingen, vaak voortdurend gespannen zijn, en erg opgaan in hun werk maar daar ook langer van moeten herstellen. Schweingruber omschreef zowel de negatieve als de positieve kanten van de eigenschap. Deze omschrijving ligt dicht bij de tegenwoordige definities.
Door de jaren heen zijn vele classificaties van temperament en persoonlijkheid gebruikt waarbij sensitiviteit een aspect was. Vooral verhoogde kwetsbaarheid was een veel voorkomend aspect, die een grote overeenkomst heeft met wat we nu hoogsensitiviteit noemen, zij het alleen de negatieve kanten ervan.
Ook in de praktijk van psychologie en psychotherapie kende men al gevoelige mensen voordat Aron in 1997 met de term kwam. Ze werden en worden o.a. omschreven als (prikkel)gevoelige personen of mensen met een “introverte” of “verlegen” persoonlijkheid. De meest gebruikte term is toch wel introversie hoewel dit zeker niet hetzelfde is als hoogsensitiviteit. Introversie en verlegenheid zijn nl. maar gedeeltelijk aangeboren eigenschappen en ze hebben puur betrekking op emotionele gevoeligheid, terwijl hsp’s juist ook erg gevoelig zijn voor prikkels die via de zintuigen binnenkomen. Bovendien geldt voor lang niet alle hsp’s dat zij introvert en verlegen zijn, maar 70% van hsp’s is introvert. En niet alle introverte mensen zijn hsp.
Elaine Aron
Elaine Aron is een Amerikaanse wetenschapper die onderzoek doet op het gebied van sociale psychologie aan de Stony Brook University (New York). De eerste onderzoeken werden v.n. gedaan door E. Aron zelf en haar onderzoeksgroep aan de University van California in Santa Cruz waar ze op dat moment doceerde. Daarnaast heeft zij ook een eigen praktijk voor psychotherapie waarin ze vooral veel hsp’s behandelt.
Uit haar ervaringen als psychotherapeut had ze het idee gekregen dat er toch een betere omschrijving te vinden moest zijn voor gevoeligheid bij mensen. Mensen die beschrijvingen als introversie kregen opgeplakt, vonden die niet goed bij hen passen. Ze vonden ze te negatief en maar gedeeltelijk kloppend. E. Aron heeft middels gedegen wetenschappelijk onderzoek het verschijnsel in kaart gebracht en de term “highly sensitive person” geïntroduceerd (Aron en Aron, 1997). Deze term bleek door hsp’s zelf het meest passend ervaren te worden als beschrijving van hun persoonlijkheid.
Het begon puur als onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek. Toen steeds meer mensen van buiten de wetenschap haar benaderden, schreef ze een populair wetenschappelijk boek over hoog sensitiviteit:”higly sensitive persons’ in 1997. In 2002 kwam hiervan een Nederlandse vertaling op de markt. Sindsdien is het onderwerp door anderen omarmd en zijn vele boeken en artikelen geschreven. Ook in de wetenschap kwam navolging. Inmiddels wordt er door allerlei wetenschappers, niet alleen uit de psychologie, onderzoek gedaan naar allerlei aspecten van hoogsensitiviteit. Ook binnen de reguliere gezondheidszorg wordt het onderwerp nu serieus genomen.
Ook in latere jaren is Aron wetenschappelijke artikelen èn populair wetenschappelijke boeken blijven schrijven. Ook nu nog vormen de aspecten van de diepgaande verwerking en het gemakkelijk overspoeld raken, wat zo kenmerkend gezien wordt voor hsp’s, een belangrijke basis voor verder onderzoek.
Hsp-schaal
Elaine Aron heeft als eerste onderzoek gedaan naar de eigenschappen van hsp’s en zij heeft een schaal opgesteld waarmee je zou kunnen ‘bepalen’ of iemand hoogsensitief is of niet. Deze zgn. hsp-schaal beschrijft het hele scala aan kenmerken dat bij sensitieve mensen wordt waargenomen, en wordt nu in enigszins aangepaste versie ook gebruikt door andere wetenschappers. Voor individuele hsp’s is zo’n definitie en een schaal minder interessant, maar het is belangrijk dat wetenschappers een eenduidige definitie gebruiken zodat elkaars resultaten geïnterpreteerd en vergeleken kunnen worden.
De test is gedegen en zodanig opgesteld dat invloeden van suggestieve vraagstelling, of verschillen in sekse en cultuur zo veel mogelijk zijn uitgesloten. Eenmaal uitontwikkeld, bleek de lijst een breed spectrum van items te bevatten waaraan direct ook opvalt dat gevoeligheid in allerlei aspecten van een persoon terugkomt. Hsp bleek er goed mee beschreven te worden, van gevoeligheid voor externe prikkels tot het intense gevoelsleven. Het is dus zeker niet zomaar even een lijstje van wat kenmerken op een rij. Inmiddels is er ook wel wat kritiek op de lijst en er wordt gewerkt aan een betere lijst met een wetenschappelijk verantwoorde normering (Van Hoof, 2016).
De schaal is ontwikkeld op empirische wijze. Dat wil zeggen dat ze aan de hand van eigenschappen die veel bij hsp’s voorkomen een lijst van kenmerken is opgesteld. Een dergelijke werkwijze wordt niet door iedereen geaccepteerd maar tot dusver blijkt de schaal, zij het soms in aangepaste vorm, goed bruikbaar.
Vervolgens de lijst getoetst onder studenten en vergeleken met bestaande indicatoren die ook aspecten van gevoeligheid maten. Hoogsensitiviteit correleert met introversie maar is niet hetzelfde hoewel er wel een duidelijke overlap is tussen deze twee persoonlijkheidstrekken. Datzelfde geldt voor neuroticiteit (zenuwachtigheid) en verlegenheid. Aron vond steeds vooral als het gaat om de interne processen een overlap, maar voor externe sensitiviteit niet. Hsp’s raken ook geprikkeld door prikkels als geluiden e.d. die niets met mentale processen te maken hebben. Aron vond wel een duidelijk verband tussen een slechte jeugd en verlegenheid. Als een hsp erin was geslaagd ondanks een moeilijke jeugd geen negatief zelfbeeld te ontwikkelen, dan was er geen sprake van verlegenheid. Waren er geen problemen, dan bleken hsp’s gemiddeld een betere, positievere band te hebben met hun ouders dan niet hsp’s (Aron, 2005).
Neurowetenschappelijke bevindingen
In deze tak van sport heeft men het vaak over sps, sensory processing sensitivity. Met MRI scans is aangetoond dat hsp’s een verhoogde activatie hebben in verschillende hersengebieden als zij een opdracht uitvoeren (Hedden ea, 2008). Dit verschil blijft ook overeind als de mogelijke invloed van psychische stoornissen, die vaker zouden voorkomen bij hsp’s, werd uitgesloten. In 2007 vonden Ernser-Hersfield verschillen in de dichtheid van de grijze hersenmassa tussen hsp’s en niet hsp’s. In 2012 vond Gerstenberg dat de responstijd bij hsp’s korter was en dat zij minder fouten maakten bij een taak. Maar na afloop van de taak, ervaarden hsp’s meer stress-klachten en vermoeidheid. Acevedo (2014) vond verhoogde activiteit in bepaalde hersengebieden bij hsp’s. Vooral de gebiedjes die betrokken zijn bij empathie, waren extra actief. Dit bevestigt het vermoeden dat de gerichtheid op de ander een belangrijke rol speelt bij hoogsensitiviteit.
Klinisch onderzoek
Er is ook onderzoek gedaan naar de relatie tussen hsp en vaak voorkomende psychische stoornissen. Mensen met dwangstoornissen, scoren hoger op de hsp schaal (Meyer en Carver, 2000). In 2002 vond Neal dat sensitiviteit correleert met angsten, maar niet met depressiviteit. Liss ea vonden in 2005 dat er alleen een relatie tussen hsp en depressiviteit is bij mensen die slecht door hun ouders waren verzorgd, mn. samenhangend met angst. In 2005 toonden Meyer ea aan dat sensitiviteit niet de belangrijkste factor is bij personen met vermijdende en borderline persoonlijkheidsstoornissen. In 2006 (Benham) bleek dat studenten met een hoge score op de hsp schaal correleerde met zelf waargenomen stress en fysieke symptomen.
Erfelijkheid
We zien in de praktijk dat hoogsensitiveit een erfelijke compoment heeft. Als iemand hoogsenstief is, is één of beide ouders het meestal ook. Onderzoek naar een genetische basis onder hoogsensitiviteit is ingewikkeld en staat nog in de kinderschoenen. Wel is al gevonden dat het z.g. depressiegen dat verantwoordelijk is voor de heropname van serotonine in de hersenen dat gelinkt aan angstgerelateerde stoornissen, ook gelinkt kan worden aan hoogsensitiviteit (Sen et al, 2004).
Hsp’s en psychotherapie
In de hele populatie is c.a. 20% hoog sensitief. Onder mensen die psychotherapie krijgen, is dat percentage tot wel 50%. Waarschijnlijk ligt daar de oorzaak van het hardnekkige misverstand dat sensitiviteit een stoornis is. Het blijkt zo te zijn dat vooral hsp’s met een moeilijke jeugd vaker therapie ondergaan op latere leeftijd dan niet-hsp’s met een moeilijke jeugd (Aron ea, 2005; Liss ea, 2005). Zij hebben blijkbaar meer last van negatieve invloeden uit hun jeugd, hebben een grotere kwetsbaarheid daarin. Hsp’s met een goede jeugd komen niet meer dan niet-hsp’s bij een therapeut.
In 2010 schreef Elain Aron het boek “Psychotherapy and the highly sensitive person” (Ned: Hoog sensitieve personen & Psychotherapie) waarin, naast een uitvoerige wetenschappelijke onderbouwing met een uitgebreide literatuurlijst, ook specifiek wordt ingegaan op de vraag hoe (psycho)therapeuten meer kunnen bereiken bij hun sensitieve patiënten.
Sensitieve persoonlijkheidstype in PTypes
Gevoeligheid is ook een begrip buiten de wereld en van de psychologie, waar allerlei maten worden gebruikt die een gevoeligheid aangeven. Het gaat hier echter om iets wezenlijks anders dan hoogsensitiviteit. Vaak wordt er bij dit soort classificaties, vooral populair in assesments en managementboeken, gesproken over verschillende persoonlijkheidstypen. Bekend is bijvoorbeeld het enneagram en Myer-Briggs indicator. Deze classificaties gaan uit van gedrag. In de zg PTypes classificatie, komt ook het sensitieve persoonlijkheidstype voor. De eigenschappen daarvan zijn: voorkeur voor het bekende, belangrijk vinden hoe anderen over hen denken, eerst denken dan doen, beheerst en beleefd, kiezend de voor sociale rol in gezelschap, gesloten. Dit plaatje komt grotendeels overeen met de eigenschappen van een hsp*, maar gaat eigenlijk alleen over sociaal-emotionele gevoeligheid. En dat is iets dat zich gedurende het leven ontwikkelt. Een hsp is echter al bij de geboorte gevoelig. Niettemin is er een grote overlap tussen deze definities.
*hsp: Hoog Sensitief Persoon